Inge Braeckman   Et Dieu créa Hendrik Vermeulen 

Over de metamorfoses van het denkende landschap

 

‘Wat was het?’

‘Het vallen van een meteoriet.’

‘Een bezoek van de inwoners van een kosmische grond.’

‘Hoe dan ook in ons kleine land verscheen het wonder der wonderen – de Zone.’

 

(citaat uit de film Stalker, Andrej Tarkovski, 1979)

 

Een cruciaal omslagpunt in de geschiedenis van de evolutie is het grote uitsterven ten gevolge van de inslag van een enorme meteoriet in de Caribische Zee, ten noordwesten van Yucatan in Mexico. Volgens onderzoek moeten destijds enorme stofwolken de dampkring zijn ingeslingerd, die de zon jarenlang hebben verduisterd, waardoor het klimaat plotseling en grondig veranderde. Zoals we allemaal vermoeden, zijn toen onder andere de dinosauriërs, maar niet alleen zij, massaal van de aardbodem verdwenen en maakten op die manier ruimte voor een hele reeks nieuwe landdieren.

Vijf miljoen jaar geleden splitste de aapmens zich ergens in Afrika af van de chimpansee, verspreidde zich gaandeweg over de aarde en, leerde een taal gebruikte stenen werktuigen, beheerste het vuur, beschilderde schelpen en rotswanden, en vond het wiel uit. Het gebeurde niet allemaal noodzakelijk in die volgorde, maar het zijn wel vaardigheden die leven en overleven in vaak barre omstandigheden mogelijk hebben gemaakt.

In de loop van de volgende miljoenen jaren ontwikkelde zich de homo sapiens, de kennende mens, de ‘bewuste’ mens, die onder de sterren leeft en zijn meningen in het heelal achterlaat. De laatste paar honderd jaar doet hij dat in de vorm van de standaard-, oerknal-, supersnaar- en evolutietheorieën, en breekt hij zich het hoofd over hoe hij door de wereld is voortgebracht, of omgekeerd, hoe de verschijnende wereld door hem is voortgebracht, of mogelijk zelfs allebei.

 

Creatie

Vandaag staan deze wetenschappelijke theorieën voor sommigen vandaag de dag op gespannen voet met het Bijbelse scheppingsverhaal Genesis. Er worden zelfs nog steeds pogingen ondernomen om beide verhalen op één lijn te krijgen. Zo beweert bijvoorbeeld de Amerikaanse fysicus Gerald Schroeder in zijn boek Genesis and the Big Bang dat, indien de Schepper zich met de lichtsnelheid zou voortbewegen – wat voor Hem geen enkel probleem zou zijn –, de zes scheppingsdagen, gelet op de tijdsvertraging die Hij volgens Einsteins relativiteitstheorie zou ondergaan, overeenkomen met de ongeveer veertien miljard jaar waarin het universum bestaat, rekening houdend met de tijdsvertraging die Hij volgens Einsteins relativiteitstheorie zou ondergaan.

Maar welke verhalen we ook verzinnen, hoe onwaarschijnlijk of onmogelijk ze ook lijken, het is en blijft een voorrecht al die verschijnselen tijdens ons bewuste, tijdelijke bestaan te kunnen waarnemen en beschouwen.

Dat geldt ook voor het universum van Hendrik Vermeulen, waarin deze kunstenaar een eigen scheppingsverhaal creëert, dat wars van wetenschappelijke of Bijbelse theorieën een heel eigen symboliek heeft. Hij confronteert ons met de restanten van een wereld, nadat door overbeschaving het volledige universum is geëxplodeerd.. Denken we hierbij maar aan de film Stalker (1979) van de Russische cineast Andrej Tarkovski; drie personages, een Schrijver, een Fysicus en Stalker zelf, ontmoeten elkaar in een bar, vanwaar ze vertrekken naar de zogenaamde Zone. Die Zone wordt aan het begin van de film gekenschetst als een voortbrengsel van de hypercivilisatie en doelt op een niet nader bepaalde plaats waar afstand en tijd niet gelden. We volgen de personages op tocht door een door industrie geregeerde en gedomineerde natuur, als een soort van filosofische queeste.

 

Symboliek

In de robuuste, verweerde landschappen van Hendrik Vermeulen spelen vaak een object (een veer, een wiel, een steen, een stuk rots, een trap, een stoel, een ventilator...) of een teken (in de vorm van een kruis, van een acht, van een vijf- of zeshoek) een hoofdrol. Zelden is er een mens aanwezig maar de menselijke handelingen en de sporen daarvan zijn des te meer aanwezig. Voortdurend ontstaat de indruk dat er net iets dreigends is gebeurd of op het punt staat te gebeuren.

 

‘Al was mijn eigen vleugelkracht gering,

Een bliksemflits trof mijn begripsvermogen

En bracht mij van dorst verzadiging.

 

Mijn kracht tot Godsaanschouwing was vervlogen,

Maar als een wiel dat gestaag een kring beschrijft,

Zo werden mijn gevoel en wil bewogen.’

 

Terwijl ik laat in de avond het ontwerp van de cover voor dit boek te zien krijg, bots ik op bovenstaande passage van Dante in zijn Divina Commedia (1320). Nadat Dante na zijn omzwervingen en zijn tocht doorheen de hel, het vagevuur en het paradijs opnieuw is ‘wakker geworden’ uit de duistere diepte van het onbewuste, aanschouwt hij het universum opnieuw en wel op deze manier: ‘Maar als een wiel dat gestaag een kring beschrijft/Zo werden mijn gevoel en wil bewogen.’ Deze verzen lijken wel voor Hendrik Vermeulen en dit boek geschreven te zijn.

 

Dialectiek

Een bij uitstek tegelijk idealiserende en vervallende kracht, paradoxen en antipoden verenigd in één symbiotisch geheel, als de overwinning na een duel tussen hemel en hel tussen illusie en ondergang, tussen God en Satan, tussen vernieuwing en vernietiging. Dat zijn enkele van de vele gedachten die het oeuvre van Hendrik Vermeulen bij me oproepen. Het werk van deze kunstenaar bestaat uit een interessante dialectiek die tot een opmerkelijke rust leidt, hoe onrustig alles wat ervoor is gebeurd ook mag zijn, zowel in het atelier van de kunstenaar als op de voorstelling/het beeld van het werk zelf. Alsof het enkel zo is en kan zijn.

Een troosteloosheid die hoop geeft, lijkt de alomvattende allegorie van dit unieke oeuvre, dat niet alleen bestaat uit tekeningen, maar ook sculpturen en panelen bevat. Hoe ‘euforisch’ of ‘ideëel’ ook, steeds wekt dit werk een gevoel van desolaatheid op. Met die tegelijk melancholische en euforische intentie is en blijft Hendrik Vermeulen trouw aan zijn eigen universum en stijl. Zijn troosteloosheid is in zekere zin zo troosteloos, dat ze enkel kan omslaan naar haar tegendeel en als het ware utopisch wordt en is.

 

Opmerkelijk is dat de vergankelijkheid niet alleen allegorisch is weergegeven en tot een beeld werd gemaakt (meer dan het idee vergankelijkheid louter an sich te verbeelden), maar zich ook ontwikkelt als één uitgesponnen allegorische gedachte en verbeeldingswereld in het volledige oeuvre, als betreft en omspant het alles wat er net vóór of net na de ‘“vernietiging” en opstanding van de dingen’ is gebeurd. Die vergankelijkheid wordt getoond door alle ‘restanten’ die te zien zijn – brokstukken, moeren, kloven, dampende massa, rook, een rots met microfoons… – en is in die zin de enige juistheid en volmaaktheid. Ook al zijn onvolmaaktheid en imperfectie belangrijke hoofdmoten en vormen ze een continuïteit om tot het ‘uiteindelijke’ werk te komen, alle tekeningen van Hendrik Vermeulen hebben een vlaag van onafheid en combineren nauwgezet uitgewerkte delen met onafgewerkte stukken die sneller lijken te zijn getekend dan het denken of het licht zelf.

 

Om Walter Benjamin te citeren: ‘In Gods wereld ontwaakt de allegorie’, want een wereld die zich overgeeft aan de vernietiging van het bestaan en van de beschaving van de mens, vindt zijn apotheose in Gods creatie. Et Dieu créa l’ascenseur, hoe ludiek de titel van dit boek ook bedoeld is, het is zowel een artistiek als een filosofisch statement.

Bekend is dat Benjamin de verheerlijking van het leven weergeeft aan de hand van een duister en melancholisch contrapunt. Zoals bij de treurspeldichters gaat het niet meer om het louter benoemen (of in casu tonen) van de dingen an sich, maar om de weergave van de dingen op een allegorische manier, om het verbeelden en tot beeld maken: het gaat om de hele landschappelijkheid en haar vergankelijkheid in een door mensen geregeerd hypertechnologisch tijdperk, in en van het beeld; hoe gedetailleerd dat ook getoond wordt, of net niet.

Het oeuvre wordt op die manier met zoveel betekenissen en symboliek beladen en overladen dat het die symboliek niet louter uitstraalt, maar dat het gewoon geworden is wat de kunstenaar erin legt, ervan gemaakt heeft: een triomf van de subjectiviteit, persoonlijkheid en eigenzinnigheid, wars van trends en modes. De roes schept als het ware een vormgevende, creërende en idealiserende kracht,, tegelijk destructief en constructief.

 

No man’s land

Die roes van de creatie, bij Hendrik Vermeulen ook van het bijna obsessief dagelijks met tekenen bezig zijn, creëert een zone. ZONA, een belangrijk begrip in Vermeulens oeuvre waarmee de kunstenaar niet alleen refereert aan Tarkovski’s meesterwerk Stalker (1979), maar ook aan een soort van niemandsland: onbestemde, ondefinieerbare taferelen, waarin de vervreemding van de werkelijkheid hoogtij viert. In deze zone van de onbepaaldheid wordt alles onderworpen aan twee krachten die tegelijk werkzaam zijn: de ene is zeer aards en trekt alles naar beneden, naar de bodem, de diepte in, terwijl de andere de materialiteit en het aardse overstijgt en als het ware oplost in het niets… Een horizontale beweging omhelst een verticale.

Opvallend is dat er in de tekeningen vaak een ruimte rondom aanwezig is, een leemte, een vacuüm dat het tafereel omgeeft en als een ruimte in de ruimte zet (en dat dan nog eens in de ruimte van het blad papier en in de ruimtelijkheid van deze publicatie, geconcipieerd als een schetsboek). Deze ruimte onderlijnt de onbestemdheid, de zich steeds weer herscheppende onmetelijkheid, maar ook de luchtledigheid.

 

 

‘Hiertoe de genadige engelen vaak figuren,

tekens, vormen en klanken bedachten en aan ons,

stervelingen, voorgelegd, die zowel onbekend als

verbijsterend zijn, die niets betekenen volgens het

gewone taalgebruik, maar door de hoogste

verwondering van ons verstand leiden tot een

voortdurend onderzoek van en vervolgens tot

eerbied en liefde voor het begrijpelijke.’

 

Johannes Reuchlin, De arte cabalistica geciteerd in Umberto Eco, De slinger van Foucault

 

 

Getekende geheugen

Hoewel er in de unheimliche werken van Hendrik Vermeulen zeker geen sprake is van genadige engelen (eenmaal ontwaren we wel het woord DIEU in spiegelschrift in een van zijn tekeningen en we kunnen het aura van en de destructie na de Val van de engelen er wel in ontwaren),. hanteert hij een opmerkelijk, typisch en mysterieus tekensysteem. Daarmee verwijst hij naar een hedendaagse semiotiek, door de kunstenaar zelf bedacht, en die ons met één ruk, met één blik in een Ecoiaanse denkwijze en verbeeldingswereld brengt.

 

Hoewel er nooit een reëel of direct tijdsgegeven wordt aangeduid, is tijd als begrip cruciaal in zijn werk. In zijn hoofdzakelijk tonaal getekende landschappen, die meestal in fragmenten of delen worden weergegeven en waar kleur slechts heel sporadisch en spontaan opduikt, lijkt oneindigheid te regeren: we hebben steeds het gevoel dat we ons midden op een punt in de tekening bevinden waar voorheen van alles is gebeurd en waar er nog van alles zal gebeuren… Alsof de kunstenaar ons even in de tijd teleporteert en transponeert naar één fragment van zijn eindeloze artistieke stream of consciousness, waarbij de tekening niet enkel fungeert als handschrift maar ook als een manier om associatief te denken en te werken, als een dagboek, als een palimpsest van het getekende en tekenende geheugen.

 

De fontein in het Lam Gods bestaat uit een zeshoek. Het meest bekende voorbeeld van een hexagram is het Salomonszegel of Davidsschild. Het hexagram staat bij Hendrik Vermeulen voor macht, in het bijzonder de macht van de industrie op het landschap (cfr. de moer). Aangezien een hexagram bestaat uit twee elkaar overlappende driehoeken is het ook het zinnebeeld van eenheid in dualisme. Het Pentagon is gebouwd op basis van een vijfhoek. Vijfhoeken geven dan ook het militaristische aspect aan.

Een gekantelde acht symboliseert het oneindigheidsdenken Een vliegtuig geeft de gegevens van tijd en ruimte aan. Trappen leggen de verbinding tussen hemel en aarde, het boven- en ondergrondse. De stoel refereert aan de kunstenaar, aan God, aan de scheppende kracht, Deus creator omnium.

Pijlen duiken op om richting te geven, om te wijzen, om te focussen, om iets aan te duiden, om verwarring te creëren, om het voorspelbare denken te ontwrichten, om beweging en beweeglijkheid te genereren, om tijd in het werk tot leven te wekken.

 

Het landschap fungeert als sokkel en als onderwerp van de tekening, van de beelden. Door de manier en de materialiteit waarop Hendrik Vermeulen die weergeeft, genereert hij betekenis. Hij onthult dat hij vaak in de openlucht tekent, als confrontatie met het landschap zelf en alle elementen ervan. Daar ter plekke kan hij grafiet ook mengen met aarde, met water. Maar soms verwordt de tekening tot collage. Soms mixt het grafiet zich met houtskool, waterverf, en vice versa. Het denken geschiedt al doende. Beslissingen worden snel gemaakt.

Sommige tekeningen kunnen worden omgekeerd om het ruimtelijke gevoel te vergroten, andere dienen als voorstudie voor panelen, sculpturen, performances, andere tekeningen. Brandsporen duiken erin op, omdat de aquarellen soms tegen het vuur worden gedroogd om op die manier sneller te kunnen verder werken. Soms regent het op een tekening. De kleuren zijn steeds aards.

 

Dit boek is geconcipieerd als schetsboek om de intimiteit en uitgestrektheid van tekeningen en schetsen te bewaren en weer te geven. Tekeningen, hoe klein ook, roepen direct een hele wereld op – ook Mondriaan zat soms eerst uren naar een sterrenhemel te kijken om die vervolgens ter plekke met slechts enkele lijnen weer te geven.

Het ankerpunt van dit boek bevindt zich op de schutbladen waar we zijn kaart zien als navigatiesysteem in een gecodeerde taal en ingedeeld in zones. Dit is de constellatie van de creatieve geest en het steeds groeiende oeuvre van Hendrik Vermeulen, waarin symbolen zoals de stoel, de trap, het wiel, et cetera herhaaldelijk in verschillende gebieden terugkeren. De kaart geeft het universum Hendrik Vermeulen in verschillende perspectieven weer: niet alleen als plattegrond maar ook via boven- en zijaanzichten. Bovendien functioneert die kaart als het mentale laboratorium waaraan de bron der creatie, het lichaam van de inspiratie en de aders van kleur en vorm ontspringen.

 

Wat rest is de ruïne, het brokstuk, de uit elke samenhang gerukte monade, of om met de woorden van Walter Benjamin te besluiten: ‘De allegorie houdt vast aan puinhopen.’

 

Inge Braeckman  [tekst opgenomen in het boek 'Et Dieu créa l'ascenseur']

 

Inge Braeckman    Het creatief verbond

 

In de film Stalker (1979) van de Russische cineast Andrej Tarkovski, die in 1932 geboren werd en 54 jaar later overleed, ontmoeten aan het begin van de film drie personages – namelijk een Schrijver, een Fysicus en Stalker zelf – elkaar in een bar van waaruit ze vertrekken naar de zogenaamde Zone. Die Zone wordt aan het begin van deze film gekenschetst als een voortbrengsel van een hypercivilisatie en doelt op een niet nader aangegeven plaats waar afstand en tijd niet gelden. We zien de personages op tocht door een door de industrie geregeerde en gedomineerde natuur. Als een soort van filosofische queeste. Vrouwen mogen niet mee. Water, modder en een bruinige kleur overheersen de setting in deze film, die zich in een soort van Niemandsland lijkt af te spelen. De film begint met het volgende citaat:

'Wat was het?' 'Het vallen van een meteoriet.' 'Een bezoek van de inwoners van een kosmische afgrond.' 'Hoe dan ook in ons kleine land verscheen het wonder der wonderen – de Zone.'

Wanneer ik naar de landschappelijke werken en de sculpturen van Hendrik Vermeulen kijk, komt de reminiscentie aan Tarkovski's film automatisch bij me naar boven drijven. Vermeulen toont ons robuuste, verweerde landschappen en sculpturen waarin vaak een object (denken we maar aan een veer, een steen, een stoel, een ventilator) en nooit een mens een (hoofd)rol lijkt te spelen en speelt. De Natuur is nooit idyllisch maar doorspekt en onlosmakelijk verbonden met restanten, sporen, ingrepen van een door de mensen geregeerd technologisch tijdperk. Hoewel heel aards (gewoon al door de materiaalbehandeling en door het kleurenpalet dat hij hanteert), verraden zijn werken, en hiermee doel ik vooral op zijn schilderijen die op paneel zijn gemaakt, iets van een dreiging en wekken ze de verbeelding op. Zijn schilderijen op paneel ontstaan nu eens door verbranding, dan weer door schuren, afpellen, inkerven, uitzagen, kortom door zaken te tonen door ze te laten verdwijnen of te bewerken en zodanig net zichtbaar te maken – Vermeulen kent en doorleeft zijn materiaal en werk, zelfs wanneer het 'gewoon' een steen betreft. Zijn taferelen spelen zich af op onbestemde, ondefinieerbare en onduidelijke plekken, waarbij de vervreemding van de werkelijkheid opmerkelijk is. De kijker is er het gevoel van tijd en ruimte kwijtgeraakt. Het evenwicht van en in de sculpturen treft en is fragiel. Hoewel er ruw en vaak hard aandoende materialen worden gebruikt, hebben zijn sculpturen iets van een fragiliteit en benadrukken ze de broosheid van het wezen der dingen. Reële, echte en gevonden stukken worden gecombineerd met stukken die door de kunstenaar zelf zijn gemaakt. Deze hele tentoonstelling die hier vandaag in Light Cube opent, is in feite als een grote installatie opgezet, waarin wij, de toeschouwers, als de enige menselijke gedaantes en personages figureren en wandelen – zoals de ervaring van een wandeling door het landschap is de ervaring van het wandelen doorheen deze tentoonstelling voor Hendrik Vermeulen van primordiaal belang. Stijgen en dalen, de verbinding tussen hemel en aarde (iets wat letterlijk wordt weergegeven aan de hand van de trap) komen in deze tentoonstelling tot uiting. Ook de trap in de galerie geeft een letterlijke beweging en interpretatie daarvan weer. En het is niet toevallig dat de tentoonstelling hier op het terras op de eerste verdieping 'eindigt' met een trap die naar de hemel lijkt te gaan. Als kunnen we een soort van Dantiaanse beweging maken en de hemel bereiken. Sommige sculpturen staan onmiddellijk op de grond (om 'contact' te houden en te hebben met de aarde), andere hangen aan de muur of staan dan weer op een tafel. Het ankerpunt van deze tentoonstelling en centraal is de kaart die we hier op de benedenverdieping zien: deze kaart zet de toonaard, niet alleen van de tentoonstelling, maar van het hele oeuvre van Vermeulen. Als een tekening, als een grote, steeds groeiende collage die nog niet af is en wellicht nooit af zal zijn, als een constellatie geeft ze de kern van het hele werk en de creatieve geest van Vermeulen aan. Dit gebied toont verschillende zones die met elkaar verbonden worden. We ontwaren rivieren, ladders, buizen, stoelen – namelijk alle motieven die in het hele oeuvre van Vermeulen terugkeren – die in een landschappelijk aandoende setting worden weergegeven. De kaart geef verschillende perspectieven weer: ze fungeert als een plattegrond, maar toont ook bovenaanzichten. Ze fungeert niet alleen als navigatiesysteem maar ook als het mentale laboratorium waaraan het hele universum van Hendrik Vermeulen ontspringt. Ze is de bron der creatie, het lichaam van de inspiratie, de ader waardoor het bloed stroomt. Alvorens u de tentoonstelling bezoekt en het glas heft, wil ik dan ook besluiten met een frase van Tarkovski, die natuurlijk over de tijd gaat: 'Alleen in de tijd realiseert de mens zijn individualiteit. En ik bedoel hiermee niet de lineaire tijd, het tijdsverloop dat de mogelijkheid biedt een handeling te verrichten als onderdeel van een reeks handelingen, maar het gaat mij om de tijd als toestand, als individuele tijdservaring die de mens in morele zin voedt en tot creativiteit opwekt. Deze tijd is een vlam.' tekst geschreven & voorgedragen door Inge Braeckman naar aanleiding van de tentoonstelling 'Echomanie', Light Cube Gallery, Ronse (B), 15 september – 21 oktober 2013

 

 

 

Pascal Cornet 'Kunst is een vraag'

 

Ik zie een wand van vier bij twee meter en tachtig kilo zwaar. Het moet heel wat voeten in de aarde hebben gehad. En op die witte wand vierentwintig tekeningen. Die zijn op nauwkeurig uitgebalanceerde afstanden van elkaar aangebracht. Ik bekijk de tekeningen. Ik zie de kleuren: oranje, groen, blauw, crème. Ik herken de voorstellingen: ze maken deel uit van een private voorstellingswereld die ik al eerder heb leren kennen. Schroeven, machines, buizen, ruimteschepen… Menselijke figuren zie ik niet (of heb ik niet goed gekeken?, ze zijn in elk geval niet prominent aanwezig); het is een wereld van machines, een desolate mix van poëzie en rationaliteit. Het is een futuristisch ogende, desolate wereld – maar het zou ook het beeld van een vergane beschaving kunnen zijn. (Het gebeurt vaker, die vermenging van tijden in de fantastische (in de betekenis van verzonnen, fictionele) representatie van ofwel het verleden ofwel de toekomst: wat in een ver verleden ligt, krijgt een aura van het toekomstige over zich; en omgekeerd teert de futurologie op een saus van middeleeuwen.) Ik zie de vierentwintig beelden en denk aan een stripverhaal. Blake & Mortimer, zoiets. Dat ik aan een stripverhaal denk, heeft ongetwijfeld te maken met het kleine formaat van de tekeningen: tien op vijftien of daaromtrent want de formaten wisselen. Maar er is ook de onweerstaanbare neiging om achter de beelden, en hun compositie, een verhaal te zoeken. Al is dat verhaal er misschien niet. Het geheel vormt een subtiel modulerend geheel van wisselende groottes. Er ontstaat een ritme en dat verwijst naar muziek. De kracht die van dit geheel uitgaat, komt sterker over dan bij een vorige tentoonstelling van Hendrik Vermeulen, waar die kleine formaten naast elkaar, met vrij grote tussenruimten, aan de muren van een kamer waren opgehangen en daarin een beetje verloren gingen. Ik denk nu, een paar uur later, terug aan de tekeningen. Ik zie de schroeven, de buizen, een kolkende beweging, onbemande stoelen en tafels die door middel van een ladder met een centraal opgestelde spiraal verbonden zijn, een technologisch interieur onder een grote koepel. Dat laatste werkje, wérk, genoot mijn voorkeur. Het is indrukwekkend hoe deze kunstenaar op een paneeltje van genoemde afmetingen zo’n ruimtelijkheid weet te creëren. Voorkeur. Ik aarzel het woord te gebruiken. Voor de kunstenaar zijn die vierentwintig werken ongetwijfeld evenwaardig. Achter die vierentwintig zijn er misschien tien of vijftig of honderd andere die de strenge selectie niet hebben overleefd. Ik weet het niet. Mensen, toeschouwers, al diegenen die niet deze kunstenaar zijn, of een kunstenaar zijn, zijn nu eenmaal geneigd om voorkeuren te hebben, rangordes aan te leggen. Het is hun manier om greep op het geheel te krijgen. Het zij hen vergeven. Hun gekrassel is te enen male ontoereikend.

Er blijven vragen. Waarom die beelden (en geen andere)? Wat wil die verbeelding mij zeggen? Waarom zijn de werken zo klein? Waarom deze constellatie? Uiteraard is er onbegrip en is er misverstand. Hoe zou ik het kúnnen begrijpen? Maar: ligt de waardevolle appreciatie niet in het begrip, in de poging te begrijpen? In de belangstelling, de verwondering? Als ik het zou begrijpen, ja, dan zou ik het natuurlijk zelf máken. Dan zou wat de kunstenaar maakt niet gemaakt moeten worden. Er zou niets gemaakt worden! Kunst is een vraag. De kunstenaar die toont, is een kunstenaar die een vraag stelt en elk antwoord op prijs stelt. Iets anders dan een eerlijk antwoord is waardeloos.
 

[tekst geschreven naar aanleiding van de tentoonstelling 'Panoramox', Zebrastraat, Gent (B), 26 oktober - 30 november 2008

Patrick Kindermans 'Berghe, Bleus, Vermeulen, 3 verhalen'

Wanneer u de gedachtenruimte betreedt, bent u in een ruimte, een ronde vorm, misschien een baarmoeder gelijk, waar het schijnbaar nog alle richtingen uit kan. Tot het concept zich heeft uitgekristalliseerd, het moment van de conceptie heeft plaatsgevonden. Even verder, het embryonale stadium van de vrucht, een maquette, de eerste uitdrukking in termen van de 3-dimensionale wereld van Hendrik Vermeulens tentoonstellingsvoorstel. Het is – als u mij de mogelijk ongemakkelijk makende formulering toestaat – eerder een buitenbaarmoedervrucht, want door de kunstenaar niet bedoeld als kunstobject, het is louter een handig werkinstrument, dat hier een didactisch extra toevoegt aan het materiaal verzameld in de gedachtenruimte. En toch is het naar mijn mening meer dan dat. Wie na de nauwe doorgang halverwege de trap – waar de doelloze verwarring van het duister en de allesverterende klaarte van het licht tegen elkaar lijken uitgespeeld (dit is het gezamenlijk werkstuk van Hendrik Vermeulen en Saskia Maeyaert) – wie trap opwaarts ter hoogte van het plateau komt en over de weidse scène uitziet, herinnert zich, denk ik, de sfeer van geconcentreerde aandacht toen men zich over de maquette boog. Maar weg is nu de intimiteit van de nabijheid. Voor ons rekt zich een afstand tot een onpeilbare verte. En waarop richten wij hier onze blik? De scène is verlaten, aan ons om het drama te acteren. Wij kunnen de wand naderen, maar verliezen dan het overzicht aan de periferie; een overzicht dat precies de knusse huiselijkheid uitmaakte van de maquette. Hoe oriënteren zich de acteurs? Hun ogen dwalen over de wisselende configuraties van rekwisieten, de tekeningen en objecten hangen aan het asymmetrisch decor; en meten telkens weer de ongelijke blanco intervallen. Hendrik Vermeulen is het niet te doen om affe, zelfbesloten vormen. Voor hem geen wereldvreemd l’art pour l’art. Hij maakt tekeningen, skulpturen, een video-installatie..., maar het zijn weggeleiders. De weg van het ene ‘lichaam’ naar het andere ‘lichaam’; ‘lichamen’ die geen vastere identiteit lijken te hebben dan een heraanpasbaar ontwerp, geen blijvender woning dan hun herbepaalbare situering. Deze lichamen, door hun specifieke werkzaamheid, maken deel uit van een bewerkelijk tussenin dat als een breuklijn loopt tussen de onoplosbare tegenstellingen als aanwezigheid en afwezigheid, binnen en buiten, weten en niet-weten; maar dat ook de plaats is voor een ontmoeting, en dus een oneindig negotieerbare grens. Hendrik Vermeulens materie is de schaduw van een samenleving die de gestalte van een maatschappij aanneemt in het beslissende moment dat tijd geschiedenis wordt.

(...)

[fragment van de tekst geschreven naar aanleiding van de tentoonstelling in CC Scharpoord, Knokke (B), 29 maart 1996. ]

Luc Lambrecht   'Fictieve Nabijheid'

De galerie van Kunstencentrum Netwerk in Aalst zorgt nog maar eens voor een tentoonstelling die aantoont dat onze jonge garde beeldende kunstenaars klaar staat. Het werk van Hendrik Vermeulen (1965) viel al eerder op dit jaar bij groepstentoonstellingen in Knokke en Kortrijk. Vermeulen maakt werk dat verrassend op de grens ligt van vervreemding en herkenning. Zijn tekeningen verraden een duaal denken dat gevoed wordt door minimale verwijzingen, gecombineerd met plastische uitwassen. De bezoeker wordt in de tentoonstellingsruimte binnengeleid via een zwartgeschilderd sas waarbij men onmiddellijk oog in oog komt te staan met het verblindende licht van een krachtige lamp. Eens dit sas voorbij stapt men in de sculpturale wereld van Vermeulen, ‘bevolkt’ met minimale sculpturen die een maximum aan vrijheid en interpretaties toelaten. In de benedenruimte van Netwerk valt vooral een monumentale wandsculptuur op die begrippen als ‘binnen’ en ‘buiten’ en ‘gesloten’ en ‘open’ prachtig in zich draagt. Het intrigerende beeld van hout is bewerkt met autoplamuur dat het beeld een suggestie verschaft van massa en zwaarte. Wie wil binnengluren in de openingen van het werk komt terecht in een zwart gat. Vermeulen verleende zijn presentatie de titel Trechters en Onlijvigen. In een boeiend verhaal waarin de kunstenaar ingaat op de actuele ‘weerstand tussen fictie en realiteit’, wordt verwezen naar het klassieke Griekse ideogram van de tartaros. Dit is een chaotische plek, een bron waaruit Poros, richting en betekenis zich kunnen ontwikkelen. Het ‘onlijvige’ situeert zich bij Vermeulen in het occulte, organische domein, terwijl de ‘trechters’ een beweging van ‘binnen’ naar ‘buiten’ suggereren. Het ligt misschien allemaal een beetje zwaar op de maag, maar de manier waarop Vermeulen hier een stroom van verkwikkende ideeën laat stollen in sculpturen en in een betreedbare installatie, getuigt van een perfect beeldend aanvoelen ten einde de blik mee te voeren naar een punt van vermeende herkenbaarheid en nabijheid. Juist het begrip ‘nabijheid’, volgens Vermeulen op een valse manier opgeroepen via de meest geavanceerde communicatiemiddelen, wordt in zijn praktijk visueel én tastbaar. In de muur zijn bijvoorbeeld kleine in inbouwluiken gemonteerd met grijpklare bakjes die als het ware iets in petto houden dat behoort tot de andere kant van de muur. De bakjes met handvat, die er helemaal niet uitzien als sculptuur, blijven muurvaste raadsels, decors die hooguit de menselijke nieuwgierigheid aansporen om de inhoud ervan te ontdekken. Andere sculpturen met hellend vlak worden in hun prachtige vorm verstoord door organische, quasi ‘amfische’ uitsteeksels, als waren het ongekende dierlijke wezentjes die de rationele, georganiseerde en tegelijk gestandaardiseerde (kunst)vorm aantasten en /of besmetten. Het subtiel gepigmenteerde autoplamuuur wordt hier de perfecte neutrale aankleding voor een reeks sculpturen die flatteren maar ook verontrusten. tekst gepubliceerd in De Morgen, 10 oktober 1996.

Daan Rau 'Op tocht met Hendrik Vermeulen'

Als een ontdekkingsreiziger exploreert Hendrik Vermeulen het land dat hij zelf heeft geschapen. In zijn atelier hangt een kaart van een wereld die steeds aangroeit en waarop hij zich oriënteert, mentaal zijn plek bepaalt. Het is voor hem een belangrijk werkinstrument en het helpt hem om zijn sculpturen, zijn tekeningen, zijn performances te situeren in tijd en ruimte.

Als we spreken van tijd en ruimte, elementen waarvan wij zowel bedenker als onderdeel zijn, dan is dat ook een beetje, of misschien zelfs heel veel, spreken over leven en dood. Zijn werk gaat dus over die reis, de reis die we allemaal ondernemen.

Wie op reis gaat, begeeft zich op weg en als de reiziger wat benul van reizen heeft, dan voorziet hij zich van een kaart, een kompas of een gps of misschien best nog een combinatie daarvan. Het is een beetje afhankelijk van waar je naartoe denkt te gaan. Het is belangrijk om te weten waar je bent en waar je naartoe wilt. Misschien wil je alleen maar doelloos zwerven. Hendrik Vermeulen wil zwerven maar dan niet doelloos. Daarom maakt hij die kaart, niet zozeer om te weten waar hij naartoe gaat, maar om te weten waar hij vandaan komt. Om zich te positioneren en zijn koers te bepalen. Het is zijn hulpmiddel om terug te kijken in de tijd. Aan elk landsdeel, elke zone op de kaart zijn kunstwerken en acties verbonden. Hij gebruikt die kaart om aan het werk te gaan en ook om er telkens weer in te verblijven.

Het zwerven in die wereld van hem, waar wetenschap en kunst zich lijken te vermengen, leidt tot nieuwe ontdekkingen, nieuwe gebieden om te exploreren. Hij bestudeert de natuurelementen en gaat ze letterlijk verbeelden. In zijn sculpturen word je geconfronteerd met de lucht en de kracht van de wind die zich concentreert naar een punt als een wervelstorm. Telkens weer legt hij op die manier een verbinding tussen hemel en aarde. Hij gebruikt daarvoor de eenvoudige dingen die u kent en die hij vindt bij een schroothandelaar in zijn buurt. Hij is er een regelmatige klant.

Zo heeft hij geheel spontaan, vanuit het werken zelf, een eigen beeldtaal, een eigen vocabularium ontwikkeld. De bladen van ventilatoren in vele vormen en formaten zullen wijzen op lucht, steen zal blijven wat het is, onze grond, datgene waarop wij ons staande houden in het leven, houvast. Soms is er een vloeistof in een sculptuur vervat, het is onderdeel van de sculptuur en dat is bijzonder, vloeistoffen zijn niet zomaar in vormen te dwingen tenzij je ze in een recipiënt opslaat om een vorm aan te nemen of ze gewoon laat uitvloeien. De vloeistoffen in Hendriks werken durven al eens verwijzen naar de rivier in zijn imaginaire landschap of althans naar de kleur ervan. Die rivier heet de Xyrtox Liquid. Een rivier is een belangrijk element in het landschap, soms bepalend voor de manier van leven. Is het een toeval dat Hendrik niet ver van de Schelde woont?

In tal van sculpturen van Hendrik Vermeulen komt een archetypische stoel terug. Het is een klein element zonder franjes, zonder bepaalde stijlkenmerken, het is een eerder geometrische uitwerking van het begrip stoel dat we meteen herkennen. Die stoel is altijd leeg. Net zoals geen figuur de landschappen bevolkt. Toch suggereert die stoel zowel leegte, afwezigheid als dat ze aanwezigheid oproept. Stoelen zijn er voor iemand. Ze zijn er voor bekenden en onbekenden, afwezigen, doden, gasten, objectieve waarnemers, vul zelf maar in.

Andere terugkerende elementen zijn ladders. In Sigmund Freuds psychoanalyse wordt het beklimmen van ladders geassocieerd met het orgasme. Maar de ladder kan natuurlijk ook een middel zijn om bij elkaar te komen als het water te diep of het balkon te hoog is. Ik geef u maar een paar mogelijkheden.

Als u de tijd neemt om te kijken en zelf te interpreteren, betekenis te geven aan hetgene wat u ziet, bent u bij de kunst van Hendrik Vermeulen al een heel eind op weg. Ga er wel van uit dat hetgene wat u ziet altijd meer is dan de delen waaruit het is samengesteld. Een spoel is niet enkel een spoel, het is iets waarop je een draad, een levensdraad, kunt op- en afwinden. Een vod is niet langer een vod.

De kunstenaar wil niet conceptueel genoemd worden. Nee, hij speelt met de elementen die hij verzamelt en in zijn hoofd al samenbrengt en nieuwe gestalte geeft. Het resultaat is niet steeds dat wat hij in gedachten had, want het werk ontstaat, het dwingt de kunstenaar soms in een bepaalde richting waarbij toeval een rol kan spelen. Hij bevriest het goede moment in een nieuwe sculptuur want dat heeft hij wel in de hand.

Naast het ruimtelijk werk van Hendrik Vermeulen is er een niet onbelangrijk deel in zijn oeuvre dat bestaat uit tweedimensionele panelen. Het zijn tekeningen op papier en gemaroufleerd op paneel. U zult merken dat ze steeds smal en horizontaal georiënteerd zijn, het zijn altijd landschappen of zichten binnen of buiten ondefinieerbare ruimten waar tijd geen vat op lijkt te hebben. Ze zijn mysterieus en laten onze fantasie op volle toeren draaien. Ze stimuleren tot associaties allerhande en verwijzen uiteraard ook naar het sculpturale werk, maar ze zijn wel degelijk op zich staande kunstwerken die voornamelijk met houtskool zijn getekend. De panelen zijn niet erg groot, u moet ze van dichtbij bekijken, ze dwingen u eigenlijk om van dichtbij te kijken en ongemerkt laten ze u participeren aan die enerzijds onbekende wereld die toch ‘ergens’ vertrouwd aandoet. De kunstenaar neemt u mee en vertelt. Hij vertelt niet enkel zijn maar ook uw, ons verhaal.

[tekst geschreven & voorgedragen door Daan Rau naar aanleiding van de tentoonstelling ‘Vodgetijden’, Light Cube Gallery, Ronse (B), 30 augustus – 4 oktober 2015]

Fiorella Stinders 'Het landschap is de drager'

 

Het landschap is de drager van al mijn beelden, zegt Hendrik Vermeulen.

Ruim 25 jaar al werkt hij aan zijn oeuvre. Een poëtisch universum van pastelschetsen, sculpturen en maquettes, waar feiten en dromen feilloos in elkaar overlopen. Meester van het kleine formaat in al zijn monumentaliteit.

Die bescheidenheid heeft hem een enorme vrijheid gegeven. Gestaag, hardnekkig, elke dag opnieuw, vanuit een fascinatie voor tijd en ruimte, het zintuiglijke en het denkbeeldige, het worden en verdwijnen, het weten en het wezen.

Hij bracht het in kaart. Aanvankelijk als hulpmiddel en navigatiesysteem, waarvan de legende in een gecodeerde taal naar buiten werd gebracht. Uitgegroeid tot een levend fysiek landschap, waarin wij kunnen verwijlen.

Hoe lang duurt het voor een rots tot klei geworden is, voor het landschap zich vormt ?

Dit universum, het gebied van de stroom van de tijd, dat de zones F, PM, Q en Z verbindt, stelt ons in staat te reizen, en wel op de mij meest genegen en meest bescheiden manier die ik ken: de wandeling.

Een wandeling langs de ‘Xyrtox Liquid’, een imaginaire rivier op de kaart.

De toeschouwer bepaalt zijn eigen tempo. Doelbewust verkenner op zoek naar de bron ? Of alwetende verteller met de map in de hand, voortdurend in beweging ? Voor de observator is er de lege stoel, het ogenschijnlijk niets doen, stilstaan, soms wachten. In Point Mort, zonder aandrijving, zoals de wind in de zeilen tot het volgende keerpunt.

Moeten we niet leren wachten ook om te creëren? De trage processen een kans geven … Er is altijd het verdwijnpunt in het beeld, de nulgraad van het denken … Een dood punt waar we halt houden, waar de wandeling de plaats ontmoet, waar we stilstaan en observeren. Het verdwijnpunt … op de horizon, in het landschap, in de wandeling. Het Finis Terrae. De eeuwige zwerver, die in zijn overlevingsdrang het desolate landschap trotseert, en tenslotte voor altijd de rivier oversteekt ...

Maar ook het verdwijnpunt van waaruit we verder kunnen. Naar een ruimte achter het schilderij, belangrijker dan het werk zelf.

De trap, de ladder, de lege stoel ... de contemplatie, de stilte. Of de trap opgaan, reikend naar 'het Hogere', de zoektocht naar leefbaar gebied.

Met deze kleine objecten in de reeks ‘Climax’ brengt Hendrik Vermeulen beweging in de dingen. Een opsomming die in kracht toe neemt. Naar een keerpunt?

De sculpturen doen ons denken aan filmstills. Het versteende beeld in de stroom. Tal van sporen herinneren ons aan menselijke activiteit, zonder dat de mens op een uitgesproken manier wordt afgebeeld. Fragmenten, flarden, waar we kunnen stil staan bij de teleurstelling over die menselijke activiteit in het landschap. Bolsters, spiralen, veren, buizen - metaforen voor de menselijke communicatie - verlopen van A naar B, doorkruisen zones, kruisen elkaar, en verbinden met de ander, het andere.

De rivier wordt een levensader door het landschap, waar wij ons mee laten voeren door de stroom van het beeld en de tijd. Op onszelf teruggeworpen, elk vanuit zijn eigen standpunt, zoekend naar het hoogste punt. Onze individuele werkelijkheid is de plaats waar onze dromen over ons verleden en de verbeelding over onze toekomst elkaar vinden, waar we kunnen worden wie we zijn.

Maar ondanks de materiële realiteit van het kunstwerk, hoe realistisch de landschappen er ook uitzien: de rivieren, rotsen zijn niet topografisch te lokaliseren. Geen 'staged reality'. Deze landschappen reconstrueren geen werkelijkheid, maar willen een wereld onthullen. Ze belichamen het leven. Deze flarden ... gedachten en gevoelens zonder logica of chronologie, zijn onvolledige, spontaan opwellende, associatieve voorstellingen, waarin alleen de picturaliteit nog verwijst naar zijn verleden als schilder. De drager is gebleven: puur pigment en droogmiddelen op de panelen. Doek en verf bieden te weinig weerstand; hij krast, kerft, schrijft, verbrandt, ... Deze poëzie verwijst naar het leven zelf.

Het kleine formaat van sommige panelen vergt een intense concentratie van de kijker; door die grote betrokkenheid blijft de toeschouwer niet op een 'veilige' afstand, maar betreedt de landschappen. De toeschouwer moet reflecteren, actief zijn. Het karakter van de landschappen wordt in de laatste werken imposanter en dramatischer. De toeschouwer wordt in het landschap geduwd en opgenomen in de scene. Een zeer filmische en fysieke ervaring; er is geen weg terug en geen uitleg verschuldigd. Gewoon toeschouwen, een afstandelijke positie tegenover het werk innemen, is onmogelijk. De nabijheid fascineert en beangstigt.

Want, monumenten in de ware zin van het woord, deze landschappen herinneren ons niet alleen aan onze (denkbeeldige) reizen. Ze waarschuwen ook, en adviseren. De bevreemdende locaties suggereren - alhoewel onzichtbaar - mogelijke gevaren. Water in giftige onnatuurlijke kleuren; sloten en poelen vervuild, stromend en stilstaand water, ... Het landschap als een verloren toevluchtsoord? De bron (Quelle) stroomt als de band des tijds en stelt ons weerom de vraag waarheen wij gaan. Ze manen aan te reizen naar niet nader aangegeven plaatsen waar afstand, schaal en tijd niet vast liggen.

We kunnen de complexiteit van de werkelijkheid niet herleiden tot één enkele waarheid.

"Men moet de tijd nemen om te luisteren naar de wereld en haar tegenstrijdige boodschappen", zei Vaclav Havel.

De bekommernis om de manipulatie van het landschap door de mens, de impact van de natuur op de mens en de even grote impact van de mens op de natuur, is een terugkerende thema. Hoe lang duurt het om een landschap te vormen? Een koraalrif, bos of rots te worden? Het water te zuiveren?

Het recente werk van Hendrik Vermeulen is heel filmisch; hij vindt vaak een bondgenoot bij cineasten. Joris Ivens, Robert Aldrich, Andrej Tarkovski.

In ‘het Offer’ zegt Tarkovski : “Iedere handeling heeft zijn gevolg. Als je onverstoorbaar, iedere dag, hetzelfde ritueel verricht, dan verandert de wereld onherroepelijk”.

Elke ochtend klimt de leerling van een monnik met een volle emmer water de berg op en geeft een dode stam water.

Op het einde van de film - bij het verschijnen van de tekst 'met hoop en vertroosting' - komt de kruin van de boom tot bloei.

[tekst opgenomen in monografie Hendrik Vermeulen 'Xyrtox Liquid' / ISBN : 9789076831244 / april 2013]

Wouter Verbeke  ‘Alternatieve Werkelijkheden’

 

Kunstenaars zijn vaak op zoek naar alternatieve werkelijkheden. Ze zijn gefascineerd door het ongewone, vaak ook de duistere kant van ons bestaan. Dreigende nieuwsberichten, actuele natuurrampen, individuele gruweldaden: allemaal zaken uit onze eigen realiteit die de kunstenaar een rijke voedingsbodem bieden voor het maken van verontrustende werken. Hendrik Vermeulens werk is daar het voorbeeld bij uitstek van. Ook de schilderijen van Diederik Boyen zijn niet zo lieflijk als ze op het eerste gezicht lijken…

Vermeulens tekeningen zijn vaak opgebouwd uit harde ‘potloodkrabbels’, pastel en aquarel. Ze hebben iets landschappelijks en geven een verweerde indruk. Hetzelfde geldt voor zijn grotere werken bestaande uit met papier gemaroufleerde panelen. Vaak duiken er architecturale elementen in op of uitvergrote bouten en schroeven, industriële materialen, artefacten uit een hypertechnologische maatschappij. Het zijn non-places die gevuld zijn met een rookachtige, permanente smog. Ook de menselijke afwezigheid is opvallend. Dat geeft zijn eigen gecreëerde werelden dan weer iets post-apocalyptisch.

Het maken van een werk staat bij Vermeulen gelijk aan het (mentaal) exploreren en in kaart brengen van nieuwe zones, die uiteindelijk benoemd worden met een of meerdere letters. Op zijn website is te zien hoe die zones aan elkaar worden ‘gelast’ en hoe zijn eigen globe letterlijk en figuurlijk vorm krijgt. Al zijn er ook nog heel wat lacunes…

Vermeulen is de ontdekkingsreiziger van een wereld die hij zelf schept. Beide staan hier dan ook gelijk aan elkaar: scheppen leidt tot nieuwe ontdekkingen en ontdekken betekent de schepping van nieuwe zones. De kunstenaar refereert hiermee ook aan de ‘Zone’ uit de film Stalker van de Russische regisseur Tarkovski.

Vermeulen creëert een plek waar ruimte en tijd een alternatieve invulling krijgen en losstaan van onze aardse werkelijkheid. Zowel de kunstenaar, tijdens het maken van zijn werk, als de kijker, bij het bezoeken van de tentoonstelling, positioneren zich in deze alternatieve wereld waar tijd en ruimte andere wetten gehoorzamen.

Daarnaast brengt hij ook interessant sculpturaal werk. Zo is er bijvoorbeeld zijn ‘helm’: een bol in transparante kunststof met uitsteeksels en een doorzichtig, geel schijfje om door te turen en nieuwe werkelijkheden op te merken. In de galerie is een filmpje te zien waarin de kunstenaar ronddoolt in een troosteloos landschap met dit ‘hoofddeksel’ als was hij een maanlander. Aan zijn lichaam is een stoel verbonden met een lang touw. Wanneer hij oordeelt de juiste plek gevonden te hebben, zet hij zich neer en begint te schetsen in zijn zogenaamde ‘veldboekjes’.

Vermeulens werk getuigt niet enkel van een authentieke beeldtaal, maar ook van een artistiek project waarvan de insteek dermate rijkelijk is dat de kunstenaar er zijn levenswerk kan van maken.

 

Light Cube pakte ditmaal ook uit met een “collectors choice”. De keuze viel hierbij op kunstenaar préféré van CEO van het modelabel Zilton, Paul Declercq : Diederik Boyen.

Boyens werken staan op het eerste gezicht in schril contrast met die van Hans Vermeulen. Het zijn olieverfschilderijen, vaak portretten, beheerst opgebouwd met lagen glacis volgens de traditionele methode van de oude meesters, maar met een hedendaagse, surrealistische twist. Dat Boyen een opleiding als beeldhouwer genoot is helemaal niet aan zijn schilderijen te zien. Met zijn techniek weet hij bijster goed een fotorealistisch, soms zelfs hyperrealistisch resultaat te bekomen.

Net zoals bij Vermeulen vinden we ook hier een uncanny gevoel terug. Zijn portretten beelden geen naïeve meisjes af, maar bezorgen de kijker haast een ongemakkelijk gevoel. Het lijkt wel alsof ze een of andere bovennatuurlijke, zonderlinge kracht bezitten. Hun verstoorde, vaak duistere gelaatsuitdrukking boezemt alvast niet veel vertrouwen in.

Zijn werken zijn zonder twijfel het resultaat van een maatschappijkritische visie waarbij hij de mensheid met een wrang gevoel aanschouwt. De sfeer die rond zijn werken hangt is niet echt dreigend, maar wel onvertrouwd en licht onrustbarend.

 

tekst gepubliceerd in The Art Couch, januari 2018

 

Christine Vuegen ‘Landschapskunst anno 2013’

Wegens de dertien in het jaartal, het beroemde ongeluksgetal,lijkt onze tijd behoorlijk onheilspellend. Wat past bij de niet zo rooskleurige realiteit. En bij de kunst van Hendrik Vermeulen. Zes jaar geleden tekende de Oost-Vlaamse kunstenaar (°1965) een landschapskaart voor zijn oeuvre. De kaart verandert en groeit aan, terwijl het werk steviger op zijn benen komt te staan. In april verscheen de monografie ‘Xyrtox Liquid’, genoemd naar een rivier op de kaart. Ze verschijnt tevens in een meterslange fotoprint met scenografie van maquettes en gekleurde vloeistoffen. Wat vangt de mens aan met de natuur? Piepkleine schilderijen zijn quasi postapocalyptische landschappen met industriële restanten. Sculpturen met natuurlijke materialen en buizen, spiralen of een soort ventilatorschroef horen eveneens bij het imaginaire landschap in de solotentoonstelling ‘Echomanie’.

tekst gepubliceerd in Collect, september 2013.