Patrick Kindermans 'Berghe, Bleus, Vermeulen, 3 verhalen'

Wanneer u de gedachtenruimte betreedt, bent u in een ruimte, een ronde vorm, misschien een baarmoeder gelijk, waar het schijnbaar nog alle richtingen uit kan. Tot het concept zich heeft uitgekristalliseerd, het moment van de conceptie heeft plaatsgevonden. Even verder, het embryonale stadium van de vrucht, een maquette, de eerste uitdrukking in termen van de 3-dimensionale wereld van Hendrik Vermeulens tentoonstellingsvoorstel. Het is – als u mij de mogelijk ongemakkelijk makende formulering toestaat – eerder een buitenbaarmoedervrucht, want door de kunstenaar niet bedoeld als kunstobject, het is louter een handig werkinstrument, dat hier een didactisch extra toevoegt aan het materiaal verzameld in de gedachtenruimte. En toch is het naar mijn mening meer dan dat. Wie na de nauwe doorgang halverwege de trap – waar de doelloze verwarring van het duister en de allesverterende klaarte van het licht tegen elkaar lijken uitgespeeld (dit is het gezamenlijk werkstuk van Hendrik Vermeulen en Saskia Maeyaert) – wie trap opwaarts ter hoogte van het plateau komt en over de weidse scène uitziet, herinnert zich, denk ik, de sfeer van geconcentreerde aandacht toen men zich over de maquette boog. Maar weg is nu de intimiteit van de nabijheid. Voor ons rekt zich een afstand tot een onpeilbare verte. En waarop richten wij hier onze blik? De scène is verlaten, aan ons om het drama te acteren. Wij kunnen de wand naderen, maar verliezen dan het overzicht aan de periferie; een overzicht dat precies de knusse huiselijkheid uitmaakte van de maquette. Hoe oriënteren zich de acteurs? Hun ogen dwalen over de wisselende configuraties van rekwisieten, de tekeningen en objecten hangen aan het asymmetrisch decor; en meten telkens weer de ongelijke blanco intervallen. Hendrik Vermeulen is het niet te doen om affe, zelfbesloten vormen. Voor hem geen wereldvreemd l’art pour l’art. Hij maakt tekeningen, skulpturen, een video-installatie..., maar het zijn weggeleiders. De weg van het ene ‘lichaam’ naar het andere ‘lichaam’; ‘lichamen’ die geen vastere identiteit lijken te hebben dan een heraanpasbaar ontwerp, geen blijvender woning dan hun herbepaalbare situering. Deze lichamen, door hun specifieke werkzaamheid, maken deel uit van een bewerkelijk tussenin dat als een breuklijn loopt tussen de onoplosbare tegenstellingen als aanwezigheid en afwezigheid, binnen en buiten, weten en niet-weten; maar dat ook de plaats is voor een ontmoeting, en dus een oneindig negotieerbare grens. Hendrik Vermeulens materie is de schaduw van een samenleving die de gestalte van een maatschappij aanneemt in het beslissende moment dat tijd geschiedenis wordt.

(...)

[fragment van de tekst geschreven naar aanleiding van de tentoonstelling in CC Scharpoord, Knokke (B), 29 maart 1996. ]